Rockwood Lommel - History
Artikel HBVL – 13-09-1993
Bron: HBVL
13-09-1993 Het Belang van Limburg - Stijn Meuris - Pagina 40
Een ronkend Rockwood | Ups, downs en Björk
LOMMEL.- Met een programmering die de nadruk legde op de zware industrie bleek het nieuwe terrein van de derde Rockwood-editie perfect gesitueerd; op de Balendijk, amper een paar honderd meter verwijderd van tientallen andere KMO's. Vorig jaar trok dat deskundig georganiseerde festival nog meer dan tienduizend bezoekers met een affiche die meer middle of the road was -maar waarop wel Carmel, The Scene en de Stray Cats als lokvogels prijkten-, maar dit keer opteerde men voor de modernere aanpak. Dat betekende een alternatieve, gitaargerichte bundeling van groepen, eergisteren goed voor naar schatting iets minder dan tienduizend man. Is dat dan een terugval? Ja en nee. Ja, omdat er ondanks intensieve publiciteit dus wat minder volk naar Lommel kwam afgezakt. En nee, omdat gekozen is voor een identiteit. En misschien vergt zoiets gewoon tijd. Maar hoe zat het met de concerten? Laat ons zeggen dat we veel ups, een paar downs en een vreselijk misplaatste Björk aan het werk gezien hebben.
Mooi terrein overigens. Lekker ruim en groen en breed genoeg om iedereen een goeie kijk op het grote podium te garanderen. Ook aardig; vrijwel alle bands klonken bijzonder goed. Maar soit, de groepen. Burma Shave opende met een set die al meteen op de knieën mikte. Beheerste heftigheid en voortreffelijke songs, met uiteraard «Hippies» en «Movin' Up The Cattle» als herkenningspunten, maar ook met zeer sterke versies van «Stash» en een nieuw nummer dat volgens ons «Noone Said It Would Be Easy» heette. Kijk, met Burma Shave zit het zo: dat wordt een machtige groep. Soapstone had er ook zin in, al zie je dat aan de groepsleden nauwelijks. Hun warmgestookte muziek klinkt altijd oprecht, altijd goed en altijd met die hemelse stem van Tom Derie. Is niks mis mee. En ook de groep mag lof krijgen. Soapstone is allicht het strafste wat er op dit moment aan nieuwlichters rondloopt. Als er al kritiek moet zijn, dan is het dat Soapstone gewoon teveel van hetzelfde presenteert. Eén uur lang midtempo werkt verveling in de hand. Met midtempo had Jason Rawhead niks te maken. Bij hen draait het 'em om de hogere versnellingen. Een speedtrio waarbij de zang vanachter de drums komt en waar de gitarist en bassist wat wezenloos rondlopen, altevaak spiedend naar hun zingende drummer teneinde wat muzikale afspraken na te komen. Maar verder; schitterende spanning in de nummers, goedgespeelde en goedgevonden nuanceringen in de ritmes en gewoon lekkere set. «Thrash», «Bigmouth» en «21ste Schizoïd Man» hapten heerlijk weg en het publiek stapelde zich voor het eerst die dag in twee etages. Behoorlijk Spinal Tap was dan weer wel het einde: chaos en georchestreerd gefluit, net iets te lang om nog indrukwekkend te zijn. En toch beheerst de groep moeiteloos een heel genre in de Lage Landen.
Werktuig
Tool als vervanger van het ontspoorde Thelonious Monster. Beetje spijtig, want ik hield van Bob Forrest en zijn bende. Maar velen hielden van Tool, zo bleek. Dat valt enigszins te begrijpen: de Britse groep grossiert in indrukwekkende ritmes, heeft een frontman in huis die charisma koppelt aan goeie stembanden en leverde op Pukkelpop een opgemerkte prestatie. En toch is het inhoudsloos verderborduren op patronen die UDS en RATM uitgestippeld hebben. Er zou intelligent engagement in Tool schuilen, zo werd ons verzekerd. Niks van gemerkt, of het zou moeten zijn dat het voortdurend herhalen dat «everything fucks» intelligent engagement is. Beetje het probleem waar pakweg ook de schreeuwsessies van Therapy? aan lijden: lekker vettig maar verder niks. En over The Mighty Mighty Bosstones -zootje ongeregeld uit Boston dat samen met Fishbone de Europese gebieden verkent- kunnen we kort zijn, want dat waren zij ook. In amper 20 minuten tijd wist dit hossende kortebroekengezelschap zoveel zielige meligheid uit te strooien dat ze d'r zelf niet goed van werden. Achteraf kregen de heren nog slaande ruzie in hun eigen kleedkamer: bleek dat twee leden ontevreden waren over het furieuze podiumgedrag van zanger Charlie, die erin slaagde om voor 15.000 frank materieel naar de vaantjes te helpen, terwijl de totale gage van het elftal slechts 50.000 frank bedroeg. Dat werd dus weer friet-zonder, die avond. Wat we van hen hoorden? Een grunge-benadering van de ska, waarin ondermeer de Stiff Little Fingers-cover «Tin Soldier». Ach, vergeet het gewoon. Claw Boys Claw was sterk, maar dat wisten we al. Peter Te Bos bleef kalm, haalde een forse stem boven en gebruikte die in knappe songs zoals «Superkid», «Rosie», «Devol» en in de machtige frase «sorry that we woke you up!». «Neeje, ik kom d'r niet in!», zo sommeerde hij de paar duizend fans die hem naar oud gebruik uitnodigden om in de menigte te duiken. Te Bos beet op de tanden.
Björing!
En dan Björk, het IJslandse meisje met het vreemd afgestelde strottehoofd. Een korte impressie van haar concert: pling, plong, plang en af en toe ook wel eens tingel en tangel. Het hele niets in een notedop. Op plaat is dat okee, en in een pluchen Elisabethzaal is Björk live misschien ook nog artistiek verantwoord. Op Rockwood niet. Daar klapten enkele dapperen omdat ze dachten dat zulks verplicht was. Björk zelf liet zich omringen door getalenteerde dwarsfluitspelers, zittende toetsenkwezeltjes en een uitgebreide percussie-winkel (geen gitaar), en kirde soms iets naar het voetvolk beneden haar. Maar de boodschap kwam niet over. Niks bissen en meteen weer de bus in, richting viersterrenhotel. Want de wereld verbeteren is één ding, maar graag wél een roomservice achter de hand. Nee, het echte hoogtepunt kwam later, met een werkelijk vurig concert van Urban Dance Squad. Een paar maanden geleden viel te vrezen dat de groep rond Rude Boy de pedalen kwijt was (samen met scratcher DNA verloren), maar nu staat het overblijvende viertal weer op scherp. Krachtige versies van «Mr. Ezray», «Brainstorm UDS», «Fast Lane», «No Kid» en «Prayer For My Demo», wat gezien hun contractverlies met BMG/Ariola nog pakkender doorkwam dan anders. Maar ook prima nieuwe songs, in Lommel voor het eerst comfortabel gespeeld: «Boys In Bands» kende een genadeloos dance-ritme en «On A Candy Strip» kan ook zo op nieuw plaatwerk. Meer nog; de laatste 20 minuten schakelde UDS nog een versnelling hoger en raakte de groep bijna in trance van de eigen prestatie. Mooi om te zien. Fishbone opende met een lezing, waarna spetterend gefunk in de vorm van «Everyday Sunshine» volgde. Minutenlang mooi, en met Stevie Wonder-achtige zanglijnen. Heerlijk allemaal, totdat na een half uur bij toetsenman Christopher Gordon Dowd de stoppen doorsloegen en de man het hele laken naar zich toe meende te moeten halen. Gerommel en geraas, een keyboard dat op de grond kletterde en een statief die boven de hoofden van de frontstage kliefde. Niet leuk meer. Spijtig, want de feestmuziek van Fishbone mag er wezen. Topklasse uit «Give A Monkey A Brain And He'll Swear He's The Center Of The Universe» en hoogstaande friemelfunk, maar loslopende toetsenmannen kunnen dat dus grondig verpesten. Goh, wat was Björk slecht, dacht ik nog op de terugweg. En wat was UDS goed.
Stijn MEURIS